Bloedgroepen bij katten

Net als bij mensen worden bij katten verschillende bloedgroepen onderscheiden.

De vererving van bloedgroepen bij katten verloopt volgens de erfelijkheidsleer van Mendel. Dit wil echter niet zeggen dat de wijze van coderen overeenkomt met de in de Katten-Genetica m.b.t. tot kleur-vererving etc. gebruikelijke coderingen.

Daar geven hoofdletters aan dat een gen dominant is en kleine letters geven aan dat een gen recessief is. Voor bloedgroepen worden slechts hoofdletters gebruikt plus de mededeling dat de ene bloedgroep (A), de andere (B) overheerst.

Bij katten bevat het bloedplasma natuurlijke antilichamen tegen een vreemde bloedgroep. Bij andere diersoorten en bij de mensen worden die antilichamen pas gevormd wanneer bij bepaalde, elkaar niet verdragende, bloedgroepen of andere kenmerken (zoals Rh) het eerste contact heeft plaats gevonden. Een tweede contact kan dan tot onverdraaglijkheid reacties leiden. Misschien ten overvloede: Een Rhesus-factor Rh komt bij de kat niet voor !

Bij katten zijn drie bloedgroepen geconstateerd:

  • Bloedgroep A gevormd door het genenpaar A/A, A/AB of A/B, waarbij de eigenschappen van A de eigenschappen van AB of B onderdrukken.
  • Bloedgroep AB gevormd door het genenpaar AB/AB of AB/B, waarbij de eigenschappen van AB de eigenschappen van B onderdrukt. Deze bloedgroep komt zeer zeldzaam voor. AB heeft andere eigenschappen dan de combinatie van A/B.
  • Bloedgroep B gevormd door het genenpaar B/B.

Een uitgebreide voorbeeld studie is gedaan bij de Britse Korthaar. Daaruit blijkt dat de situatie met betrekking tot de bloedgroepen bij de Britse Korthaar als volgt is: 41% Bloedgroep A en 59% Bloedgroep B

Wanneer kunnen er onverdraaglijkheidsreacties optreden?

  1. Bloedtransfusie: na een ongeval, bij een operatie enz. Een bloedtransfusie met bloed van een verkeerde bloedgroep zou o.a. een dodelijke shock tot gevolg kunnen hebben. (A-donor/B-ontvanger) Uw dierenarts zal daar beslist wel ervaringen mee hebben opgedaan bij andere dieren. Hopelijk is hij er reeds van op de hoogte dat een kat de antilichamen niet opbouwt, zoals bijv. bij honden, maar reeds natuurlijke antilichamen in het bloedplasma bezit. Bij een hond bijv. gebeurt er bij de eerste transfusie niets, maar een tweede kan dodelijk zijn.
  2. Geboorte: De eerste moedermelk (colostrum) bevat allerlei afweerstoffen, die de kittens beschermen tegen infecties etc., maar in het geval van onverdraaglijke bloedgroepen óók de afweerstoffen c.q. antilichamen tegen de vreemde bloedgroep met als gevolg neonatale iso-erythrolyse.

Feline Neonatale Iso-Erythrolyse

Tot voor enkele jaren werden de gevolgen van verschillende bloedgroepen bij de kittens niet als zodanig erkend, maar eenvoudig weg ondergebracht als: Fading Kitten Syndrome.

Later bleek echter dat er bij katten ook elkaar niet verdragende bloedgroepen bestaan, met als gevolg: Feline Neonatale Iso-Erytrolyse

Letterlijk betekent deze term ‘afbraak van rode bloedcellen bij pasgeborenen’. Het is een ziekte die we zien bij pasgeboren kittens met de bloedgroep A die geboren zijn uit een moeder die de bloedgroep B heeft. Katten met de bloedgroep B hebben antistoffen tegen A en die anti-A antistoffen zorgen voor de afbraak van de rode bloedcellen van het kitten. Tijdens de dracht gebeurt dit niet omdat de placenta van de kat geen antistoffen doorlaat. Kort na de geboorte kan dit echter wel gebeuren omdat de antistoffen in de biest, de melk die de eerste twee dagen geproduceerd wordt, voorkomen. Het gevolg is dat deze anti-A antistoffen afbraak veroorzaken van de rode bloedcellen van het kitten.

Een dergelijk dier krijgt bloedarmoede, wordt geel door de afbraakproducten van de rode bloedcellen (icterus) en gaat in de meeste gevallen snel dood. De ziekte is enigszins vergelijkbaar met de Rhesus problemen bij pasgeboren kinderen.

De mogelijke symptomen op een rijtje:

  • Het kitten gaat onmiddellijk na de geboorte zonder sporen van ziekte dood.
  • Kittens vertonen zwakte, hebben geen zin om te drinken – of zullen na een dag (of een paar dagen) steeds minder gaan drinken,
  • Kittens scheiden een roodbruin urine af, (het duidelijkste signaal)
  • Kittens krijgen geelzucht,
  • Kittens krijgen bloedarmoede (anemie),
  • Sommige kittens overleven, maar na 1 of 2 weken sterven de staartpunten af,
  • Andere kittens drinken en groeien verder en krijgen hoogstens een lichte vorm van bloedarmoede.

Bij de mens worden 4 bloedgroepen onderscheiden en wel: Bloedgroep A 42%, B 14%, AB 7% en O 37%.

Het is bekend dat bij bloedtransfusies alleen bloed van dezelfde bloedgroep gebruikt mag worden, daar anders de rode bloedlichaampjes ‘oplossen’ en een levensgevaarlijke situatie ontstaat.

Ook weet men dat het bloed, ongeacht de bloedgroep, bij 85% van de blanke bevolking nog een ander soort kenmerk draagt, dat bij de overige 15% ontbreekt, de zgn. Rhesusfactor.

Is een moeder Rh (Rhesus) negatief en de vader Rh positief dan kan dat een proces ontketenen dat leidt tot vorming van antilichamen bij de moeder, die aan het on- of pasgeboren kind ernstige schade kunnen berokkenen. Is de moeder echter Rh positief en de vader Rh negatief, dan ontstaat deze situatie niet

Voorbeeld van bloedgroep combinaties en het al dan niet ontstaan van problemen.

We nemen de combinatie van een poes met bloedgroep “B” = B/B en verschillende katers met verschillende bloedgroepen. In het schema hieronder is te zien welke bloedgroepen de kittens kunnen hebben.

Bloedgroepen
B=B/B A=A/A A=A/B**
B=B/B A=A/B A=A/B** of B=B/B
B=B/B AB=AB/AB AB=AB/B**
B=B/B AB=AB/B AB=AB/B** of B=BB
B=B/B B=B/B B=B/B

Bij de met * * gemerkte kittens kan een onverdraaglijkheidsreactie optreden. In de opsomming van mogelijkheden speelt de bloedgroep van de dekkater, afgezien van het feit dat hij kittens met bloedgroep ” A ” verwekt heeft, geen directe rol in de reactie.

Preventie van neonatale iso-erytrolyse

Neonatale iso-erytrolyse kan voorkomen worden door de kittens de eerste dagen niet te laten drinken bij de moeder.

Een A-kitten met een B-moeder zou dus gescheiden moeten worden van de moeder en kunstmatig gevoed moeten worden of bij een A-pleegmoeder gezet moeten worden totdat ze 48-72 uur oud zijn. Nadeel van kunstmatig voeden is dat het kitten dan veel slechter beschermd is tegen infecties, omdat de eerste moedermelk erg belangrijk is voor de weerstand. De moedermelk bevat namelijk, naast de antistoffen tegen de bloedgroepen, ook andere erg belangrijke antistoffen, bijvoorbeeld gericht tegen virussen.

Het is theoretisch dus beter om te voorkomen dat het probleem ontstaat. En dat laatste kan door poezen met de bloedgroep B uitsluitend te laten dekken door een kater die dezelfde bloedgroep heeft. Uit een dergelijke kruising zullen namelijk alleen kittens met de bloedgroep B geboren worden en die zullen geen problemen ondervinden van de anti-A antistoffen van de moeder.

Bij een A x A kruising zal het echter noodzakelijk zijn om van de nakomelingen steeds de bloedgroep te laten bepalen, want; bloedgroep A kan immers ‘fokzuiver’ AA of ‘fok-onzuiver’ A/B zijn en derhalve kittens met verschillende bloedgroepen geven. De B-kittens kunnen geselecteerd worden, maar voor de A-kittens zal het een schier onmogelijke taak zijn dat recessieve gen B weg te fokken, want het kan generaties lang meegedragen worden. Bloedgroep B is eigenlijk een beetje te vergelijken met een langhaar-factor of een verdunnings-factor, die kunnen ook generaties lang “verborgen” worden meegedragen.

Het zal duidelijk zijn dat problemen met neonatale erytrolyse vooral te verwachten zijn bij de rassen waar de bloedgroep B regelmatig voorkomt. Voordat met een poes van een dergelijk ras gefokt gaat worden is het dus van belang om de bloedgroep te laten bepalen en vervolgens een kater te selecteren met een passende bloedgroep.

Volgens Amerikaanse Statistieken komt men tot de volgende percentages van katten met Bloedgroep B:

  • 20% Abessijn
  • 16% Heilige Birmaan (*) 59% Brits Korthaar
  • 43% Devon Rex
  • 20% Perzisch Colourpoint
  • 24% Perzen
  • 15% Scottish Fold
  • 22% Somali

Theoretisch zou het probleem ook voor kunnen komen bij een poes met de bloedgroep A die één of meer kittens krijgt met de bloedgroep B. Katten met de bloedgroep A hebben echter niet erg veel anti-B antistoffen, waardoor dit in de praktijk geen problemen geeft. Bij poezen met de zeldzame bloedgroep AB zal het probleem ook niet optreden. Deze dieren hebben geen antistoffen tegen A en ook niet tegen de bloedgroep B.

Kittens zelf voeren in de eerste 24-48 uur m.b.v. sonde voeding.

U kunt de kittens zelf met de sonde gaan voeden zoals wordt beschreven in het artikel voedingssonde.

In het geval u zelf de kittens met de sonde kunt voeden, schijnt het mogelijk te zijn de kittens bij de moeder te laten en ze “dwangmatig” zoveel voeding te geven dat zij min of meer ‘doorgespoeld’ worden en de anti-lichamen in de moedermelk nauwelijks de kans krijgen in actie te komen. D.w.z. de kittens zullen dan nauwelijks meer iets drinken bij de moeder, waardoor de kittens slechts weinig antilichamen binnen kunnen krijgen.

Bron: DGO